© Look A Picture

toekomstwensen van Evelyne Coussens

22.01.2024 · #toekomstwensen #cult! #the next fifty

Ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de cultuurhuizen heeft cult! tien organisaties, individuen of duo's gevraagd hun toekomstwensen voor de cultuurhuizen te formuleren. We delen ze graag een voor een met jullie.

Nog niet zo heel lang geleden bestond er een spelletje onder theaterjournalisten. Iemand noemde de naam van een cultuurhuis, waarop een ander zo snel mogelijk de locatie moest aanvullen. 

Dat ging ongeveer zo:

‘De Ploter?’ 

‘Ternat!’ 

‘De Meent?’ 

‘Alsemberg!’ 

‘De Muze?’

Strikvraag natuurlijk, want er is een muze zowel in Heusden-Zolder als in Meise.

Het klinkt nerdy, maar het was zo: in het eerste decennium van de nieuwe eeuw, bij het begin van onze ‘kijkcarrière’, reisden een paar jonge theaterjournalisten het hele Vlaamse land af. We wilden alles meemaken, dus we stapten op de trein en zagen 300 voorstellingen per seizoen. 

Die intensieve jaren, besef ik nu, zijn bepalend geweest voor mijn blik. Ze zijn de humus geweest voor mijn denken en schrijven over theater. En niet alleen omdat ik kennismaakte met de veelheid aan artistieke talen in Vlaanderen en Brussel. Veel belangrijker waren de inzichten die ik opdeed over de publieken in de kleinere steden en gemeenten, over het werk van de programmatoren, over de relatie met de artiesten. Over de diversiteit en de kracht van ‘het lokale’ - want neen, ‘het’ gebeurt niet alleen in Gent, Antwerpen of Brussel, maar ook in Turnhout, Heist-op-den-Berg en Eeklo. 

‘Het’ is het trage, intensieve en delicate werk van een publiek bedienen en ontregelen tegelijkertijd, van het geven wat het wil en uitdagen tot iets net daar voorbij. Een opdracht die in de lokale cultuurhuizen toch net iets harder zwoegen is dan in de grootsteden. Maar die, zo ontdekte ik in die eerste cruciale jaren, soms leidt tot wonderlijke resultaten. Ik herinner me mijn inleiding op een voorstelling van Abattoir Fermé in Dendermonde, met een vader, een moeder en twee puberkinderen op de eerste rij. Na mijn betoog kwamen ze me vriendelijk wijzen op enkele onzorgvuldigheden - ze kenden het oeuvre van Abattoir beter dan ikzelf. Ik herinner me de heilige gloed die Bruno Van den Broecke over zich kreeg wanneer hij in ‘zijn’ Sint-Niklaas speelde en waardoor ik begreep dat er ook in het theater zo iets als ‘een thuismatch’ bestond. En ergens tussen Liedekerke en Leuven leerde ik Rik en Sarah kennen, de meest bevlogen theaterkijkers van Vlaanderen, die met hun Theaterarchief op eigen kracht het broodnodige archiefwerk verrichten dat het professionele Kunstenpunt (noodgedwongen) moest lossen. 

Kunst wil vaak hoog vliegen, maar moet vooral goed kunnen landen - in de juiste zaal, in de juiste context, bij het juiste publiek. Als dat lukt, gebeurt er telkens een klein mirakel. Er is de afgelopen jaren veel geschreven over de spreidingsproblematiek, vooral vanuit kwantitatief oogpunt - en het achteruit bollende aantal speelkansen per voorstelling baart inderdaad zorgen. Maar een cultuurhuis is veel meer dan een etalage waarin een kunstenaar snel zijn kunstjes doet, om de volgende avond te verhuizen naar de volgende etalage. Een voorstelling is geen worstenbroodje uit de automaat - ze krijgt op elke plek een eigen kruiding en smaak, omdat ze in dialoog gaat met voorgaande en volgende voorstellingen, of met specifieke publieksgroepen. Elke voorstelling heeft recht op de best mogelijke context, op verdieping en omkadering - en dat heeft het publiek ook. Zo’n ‘duurzame’ of ‘relationele’ manier van programmeren vergt natuurlijk een andere aanpak; eentje waarbij buiten de eigen gemeente wordt gedacht, en samenwerking belangrijker is dan profilering. Duurzaamheid is het sleutelwoord, en dat betekent denken op lange termijn: over de volgende legislatuur heen, over de volgende schepen van cultuur heen. De beloning is groot: de trage maar gestage opbouw van een trouw en geëngageerd publiek, dat bereid is zich steeds weer te laten verrassen door het ongekende.

‘Het’ gebeurt vandaag al, op heel wat plekken: in Oostende, in Genk, in Leuven, rond Brussel… Programmatoren zijn er de agents of change, ondanks de bemoeienissen van de lokale politiek of de korting op hun budgetten. Ondanks ook de onstuitbare instroom van steeds meer jong talent dat hun mailboxen vult met smeekbedes om speelkansen. Die onvermoeibare programmatoren bouwen bruggen, gooien lijntjes uit, zien het grotere verhaal. Hen wens ik tonnen energie toe, de nodige koppigheid en vastberadenheid om hun moeilijke weg te blijven bewandelen. Ik wens hen tijd, middelen en autonomie toe. Politieke continuïteit ook, waardoor de noodzakelijke traagheid van hun werk gegarandeerd blijft. En ‘het’ mogelijk wordt: een lokaal cultuurveld dat boven zichzelf uitstijgt, ten dienste van kunstenaars en publiek.