© CC De Werft (Geel)

in gesprek met Roel Tulleneers

13.11.2023 · #participatie-interviews #inspiratie #cult!

Vorig jaar interviewde Fien van cult! verschillende medewerkers van cultuurhuizen met als centrale verbinder: participatie. Elk van hen zet in op participatie in hun werking. Hier lees je het interview met Roel Tulleneers, programmator humor, populaire muziek, gemeenschapsvorming, senioren en vorming in CC De Werft in Geel. Hij deelt zijn ervaringen en inzichten.

 

Wat is jouw rol?

Ik heb een achtergrond als sociaal-cultureel werker. Toen ik werd aangenomen 21 jaar geleden was dat nog onder de noemer ‘gemeenschapsvorming’. Later is dat veranderd naar een werking die cultuurparticipatie wil bevorderen. Snel erna kreeg ik ook een programmatorische opdracht (comedy, circus, muziek & senioren). 

Al meer dan 15 jaar willen we drempels verlagen met toegankelijke cultuur zodat ook bijzondere doelgroepen kunnen participeren. Een goedkoop tarief alleen is niet voldoende.

We hebben altijd de houding gehad om de stadslegende te betrekken in de werking (nvdr: Geel staat erom bekend om al eeuwen aan psychiatrische zorg te doen op verschillende, laagdrempelige manieren). Voor de kandidatuur van de gezinsverpleging en de erkenning UNESCO immaterieel erfgoed werden tientallen praktijken gevonden wereldwijd waarvoor de Geelse gezinsverpleging als inspiratie diende. Dat DNA van de stad vertalen naar het cultuurcentrum gaat heel breed. In de programmering komen voorstellingen rond de problematiek psychiatrie terug. We willen ook de gezinsverpleging vertalen naar onze werking met een systeem waarbij de vrijwilligers mensen thuis oppikken en begeleiden naar een voorstelling. Eerst presenteerden we een aparte selectie uit de brochure die veel toegankelijker werd geschreven. Door de jaren heen bleken de deelnemers steeds geïnteresseerder in het volledige programma.

Aan de andere kant zorgt dat ervoor dat ik de opmerkingen van verschillende doelgroepen meeneem tijdens het programmeren. We gaan ook verder: zaken die binnen dat netwerk opborrelen worden ook onmiddellijk vertaald in de programmatie. Wanneer ik twijfel tussen of bij bepaalde voorstellingen is dat soms een doorslaggevend argument. 

Zo organiseren we ieder jaar een festival dat zich richt op mensen met een verstandelijke beperking. En zo staan hier 600 tot 700 mensen met een verstandelijke beperking voor een heel diverse programmering binnen de schooluren. Zoiets doe je niet alleen, dat is onbegonnen werk. Het festival is ontstaan uit een voorstel van een gerichte werkgroep. De programmatie wordt in die werkgroep onderling besproken en we leggen vervolgens elk onze expertise op tafel om tot dit festival te komen.

Het is de financiering, de programmatie, maar ook de mensen aan de balie. 

Wat betekent participatie voor jou?

Voor mij betekent dat de hele werking ervoor probeert te zorgen dat iedereen de kans krijgt deel te nemen aan cultuur in Geel. 

Moet je dan voor iedereen de drempel even hoog maken?

Voor heel wat collega’s stopt het bij een goedkoop tarief. Ik denk dat we in Vlaanderen met het UiT-pas Kansentarief een structureel antwoord hebben. Er is veel meer dan dat. Het zijn ook de fysieke drempels, zelfs in de nieuwe gebouwen. Dan denk ik: “had hier toch een toegankelijkheidstoets gedaan”. Hoe kan dat nog in deze tijden? Het is de financiering, de programmatie, maar ook de mensen aan de balie. Ik krijg soms de commentaar: “daar in Geel is het simpel, dat zit in jullie DNA, dat vind je niet overal.” Ik volg dat niet.

Het is ook een actieve keuze?

Ja, je moet hiervoor echt keuzes maken. Ook los van bijzondere doelgroepen proberen we participatie hoog op de agenda te plaatsen, zoals bij onze receptieve werking bijvoorbeeld. We hebben al een hele weg afgelegd. Toen ik hier begon was die verstandhouding zoals die nu nog bij velen is: een wij-zij verhaal. Eigen programmering versus receptieve werking. Dan was er onenigheid met de verenigingen over de kalender. De indruk leefde dat het CC de receptieve werking als minderwaardig aanschouwde. Aan de andere kant vonden de receptieven dat het CC aan veel te ‘hoge’ cultuur deed. Zij zorgen er namelijk voor dat die zaal wel telkens vol zit. Het heeft jaren gekost om dat schip te keren. Lokale cultuurverenigingen huren de zaal nu niet meer maar komen als partner. Via een partagesysteem zijn we verplicht zijn om hen goed te ondersteunen in communicatie en promotie. Want zit die zaal niet vol, dan hebben wij minder inkomsten. Op die manier leggen we de drempel ook veel lager voor nieuwe initiatieven die het financieel moeilijker hebben om die zaal te huren: er is geen financieel risico met een zaalhuur. We bakenen die partnerschappen wel heel duidelijk af: het moet gaan over podiumkunsten en er moet een link zijn met Geel en de podiumvoorstelling moet gericht zijn op een breed publiek en niet de eigen achterban,

Naast die partnerschappen proberen we ook te werken aan en met ons eigen netwerk, zo organiseren we ieder jaar ‘de kleine parade’. Dat is een sociaal-artistiek project met verschillende actoren waaronder hogeschool Thomas More afdeling Sociaal Werk en People On Stage, een Geelse cultuureducatieve organisatie. Als faciliterende partner maken we deel uit van de stuurgroep en zorgen we mee voor de realisatie op ons podium. Studenten en kunstenaars werken samen met verschillende doelgroepen aan een voorstelling. Daarna kunnen zij die willen instappen bij de jaarwerking van People on Stage. Je moet altijd een afweging maken: gaan we nu voor een artistiek product? Of is die participatie belangrijker? Waar leg je je accent?

Mensen terug naar het cultuurhuis brengen, is dat ook een van de doelstellingen?

Als ze achteraf de smaak te pakken hebben en nog voorstellingen bijwonen, des te beter. Het is geen doel op zich. Dan ga je je toch weer anders gaan opstellen in dat proces.

In Geel zijn jullie al 15 jaar bezig met participatie, is dat iets dat je in andere cultuurhuizen ziet ontbreken?

Ja, al merk ik ook een positieve evolutie. Binnenkort zitten wij samen met de collega’s uit de regio PACT en daar is bij elk cc wel iemand bezig met participatie. Ik denk niet dat er veel regio’s zijn die dat doen. Ik denk dat we daar in Geel wel inspirerend zijn in geweest.

Ben je er dan als cultuurhuis? Verre van. Vraaggericht programmeren is zoiets. Ik heb nog niet het gevoel dat we daar ver in staan, al zijn we daar intussen toch wel wat stappen aan het zetten. Ik geloof wel dat je, zeker als het aankomt op die kansengroepen, onbewust een aantal dingen meeneemt.

Gaat het over loslaten?

Vraaggericht programmeren is inderdaad loslaten. Op de programmatorengroep op Facebook kwam laatst een discussie voorbij. Toen zei iemand dat we minder moeten programmeren en dat we zo de kans krijgen om ook veel dieper in te gaan op de dingen die je wel al doet. Als je veel wil doen, is er ook geen ruimte om met dat vraaggerichte bezig te zijn. Terwijl, als we heel eerlijk zijn, het kwalitatief aanbod gigantisch is. Is het dan nog een probleem om vraaggericht te werken? Er wordt te vaak uitgegaan van eigen smaak en eigen goesting. Als ik mijn eigen smaak zou programmeren dan is dit hier een kot vol metal en dialectmuziek. Ik programmeer mijn eigen smaak niet, omdat je dat moet losmaken van jezelf. Een goede programmator kan kwaliteit herkennen los van persoonlijke smaak. Dan is vraaggericht programmeren niet per se populair programmeren.

De grote uitdagingen en belemmeringen daarvoor zijn argumenten als ‘geen ruimte in de beleidsplannen’ en overreglementering. Dat doodt volgens mij ook een deel participatie.

Hoe pak je dat hier al aan in Geel?

Ik vind het altijd heel belangrijk om achteraf met toeschouwers te praten. Je doet dan een rondje, je leert die mensen kennen. Er zijn ook klanten die hier aankomen en zeggen: ‘Hey Roel, je moet deze artiest of band checken.” Zo heb ik al zaken geprogrammeerd. Zij pakken op hun beurt volk mee. Je kan zelf niet alles weten.

Ik geloof daar ook in bij jongeren. Spreek hen daarover aan. Geloof hen als ze zeggen dat je een One Direction-night moet doen. Dan kan je iets organiseren met een fandom en speciale inkleding. Ben ja dan nog een podiumgegeven aan het meegeven? Ik weet het niet. Zo’n concept leeft. Daar ga ik graag naar op zoek.

Als je op participatie wilt inspelen moet je trouwens veel meer witruimte hebben en kort op de bal kunnen spelen. We hebben hier een tijd geleden ook een popraad gehad van VI.BE. De grote uitdagingen en belemmeringen daarvoor zijn argumenten als ‘geen ruimte in de beleidsplannen’ en overreglementering. Dat doodt volgens mij ook een deel participatie.

Volgens mij moet een cultuurwerker een netwerker zijn: een profiel die connecties kan maken en inhoudelijke verbanden kan leggen.

Heb je tips voor andere cultuurhuizen?

Probeer zo snel mogelijk een netwerk op te bouwen met verschillende actoren. En probeer te zorgen dat je met ze spreekt. In de eerste plaats met je trouwe klanten. Als je gaat prospecteren herken je soms vaste klanten van jouw huis, spreek die mensen aan. Vaak moet je hen eerst geruststellen, ze voelen zich soms betrapt.

Wij hadden hier in Geel ‘De Wolwinkel’, een café met concertjes op zondagavond. Ga met zo’n mensen spreken en werk met hen samen, zie hen niet als concurrent. Zij hebben al een netwerk. Zie zo’n mensen en plekken als een versterking van het culturele leven binnen in de stad. Nu valt dat café weg, maar die nood en die honger bij dat publiek is er nog steeds. Dat is nu voor ons. Hoe kunnen we daarmee omgaan?

We hebben in Geel ook een jazz-festival. Stem met die mensen af want afstemming is ook een onderdeel van participatie. Maak onderlinge afspraken over wie wat programmeert. Het aanbod is zo groot. Vorig jaar hebben we samen iets georganiseerd. Als we raad nodig hebben, dan bellen we naar elkaar. Dat is in mijn ogen ook participatie.

Wees aanwezig op een cultuurraad, jeugdraad of seniorenraad. Stel uzelf daar voor en durf daar te zeggen: als je bepaalde zotte ideeën hebt die je zelf niet gerealiseerd krijgt, wij zitten te springen om dat met jullie te doen. Maar ook als je zelf bepaalde zaken organiseert en je hebt nog bepaalde invullingen of bepaalde expertise nodig. Het gebeurt soms dat ik gebeld wordt door een vereniging met de vraag of ik een goeie comedian ken die ze kunnen boeken. Ik tip hen dan een geschikte comedian die in een try-out fase zit. Die comedian bouwt zo een publiek op in Geel en willen ze nadien meer zien, dan kunnen ze bij ons kaarten kopen.

Ik denk ook dat er in de theaterwereld veel geleerd kan worden van hoe comedians try-outs aanpakken. Zij proberen en zien wat er werkt, welke thema’s er leven, ze babbelen achteraf met het publiek. Met al die input gaan ze terug aan de slag. Zijn dat dan crowdpleasers? Absoluut niet, vaak zijn het voorstellingen die maatschappelijk raken waar het moet. Het subsidieproces bij theatergezelschappen is daar vaak een vertragende factor. Erhan Demirci ging een half jaar na de aanslagen in Brussel met een voorstelling over het thema, terwijl theatergezelschappen daar meer tijd voor nodig hadden. Ik ben blij daar nu toch ook verandering te zien. Kijk naar ‘Mooie jaren’ van het Nieuwstedelijke naar aanleiding van de 50ste verjaardag van UHasselt. ‘Wortels’ met Bruno Vanden Broecke op vraag van Natuurpunt en Algemeen Boerensyndicaat is een ander prachtig voorbeeld. Ik geloof oprecht dat dit de toekomst is. Sta als programmator in je gemeente, zorg dat je er voeling mee hebt en voel wat leeft van thematieken en stem je programma daarop af. Om de advocaat van de duivel te spelen: welk nut heeft het om een voostelling rond grootstedelijke problematieken te brengen op het platteland en omgekeerd?

We denken vaak dat we heel open-minded zijn als programmatoren, maar we zijn eigenlijk best een conservatieve sector. Wij zijn de verbinding tussen publiek en makers, maar dat wil ook zeggen dat we aan die makers moeten uitleggen wat leeft en waar de inwoners van onze gemeente, stad, regio nood aan hebben. Het lijkt me dus belangrijk dat je als programmator contact blijft houden zowel met boekingskantoren als makers. Dat laatste lijkt evident, maar ik hoor meer en meer van artiesten dat ze in cultuurhuizen komen waar ze de programmator niet meer zien en enkel de technici te zien krijgen. Hoe kun je dan in godsnaam aan participatie werken als je zelf niet in dialoog gaat met de twee partijen die je in beweging moeten krijgen? Volgens mij moet een cultuurwerker een netwerker zijn: een profiel die connecties kan maken en inhoudelijke verbanden kan leggen. En in mijn opinie gebeurt dat nog steeds het best in levende lijve of mondeling. Dat is ook de raad die ik starters in de sector meegeef: zoek de mensen op, neem de telefoon en bel in plaats van te mailen, het zorgt niet alleen voor een diepere verbinding met je gesprekspartner, maar je maakt ook snelheid in je werk. Tijd die je wint om nog meer te investeren in participatie. Laat ik daarmee afsluiten.